huren werkw. Uitspraak: [ ˈhyrə(n) ] Afbreekpatroon: hu·ren Vervoegingen: huurde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehuurd (volt.deelw.) geld betalen om iets te gebruiken Voorbeelden: 'een huis huren' , 'een auto huren' Zie ook: huur Synoniemen: charteren dingen engageren in dienst nemen inhuren leasen 
1) Tegen betaling gebruiken 2) Leasen 3) Tegen betaling lenen 4) Inhuren 5) In dienst nemen 6) Tijdelijk gebruiken 7) Charteren 8) Nemen 9) Voor geld in dienst nemen 10) Dingen 11) Pachten 12) Engageren 13) Tegen vergoeding gebruiken 
pachten
gebruiken tegen betaling (toon de herkomst via de etymologiebank)
•tegen betaling lenen.
pachten
Huren is een woning of bedrijfsruimte voor een bepaalde tijd tegen vergoeding mogen betrekken. Je kunt ook een auto of een fiets voor een bepaalde tijd huren. Het is een soort bruikleen tegen betaling. [basiswoordenlijst groep 6]
Ontvangen van woon-, beheer- of gebruiksrecht van een bezit of een stuk grond tegen betaling aan de eigenaar. De voorwaarden voor zulke afspraken worden meestal vastgelegd in een huurovereenkomst