1.pers. vnw.: 1o pers. enk.: ik Voorbeeld: ‘Waarom lacht gij, Fliepo? - Ikke, lachten?!’ 2.uitdr.: Voorbeeld: ‘ikke staan’: in een gezelschapsspel antwoorden op de vragen die door de nadere deelnemers worden gesteld. Het antwoord is telkens: Voorbeeld: ‘ik’ Voorbeeld: ‘Max moest ikke staan. Hij ging... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0012.php