inschenken werkw. Uitspraak: [ 'ɪnsxɛŋkə(n) ] Afbreekpatroon: in·schen·ken Vervoegingen: schonk in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingeschonken (volt.deelw.) (vloeistof) in iets schenken Voorbeelden: 'De koffiepot staat klaar. Wil jij inschenken?' , 'De fles is open. Ik zal de wijn inschenken.' Wat mag ik voor je inschenken? (... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inschenken