Spreekwoorden: (1914) Jangat, d.w.z. een dom, onhandig manspersoon, een sukkel; in het Friesch een Janhen, een bemoeial. Dit scheldwoord zal wel naar analogie van hondsvot, hondsklinck, hondskonte en dergelijke gevormd zijn, die oorspronkelijk van vrouwen gezegd, later ook gebruikt werden voor verwijfde mannen; vgl. fri. ... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778