jarig bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈjarəx ] Afbreekpatroon: ja·rig als je de datum waarop je geboren bent opnieuw meemaakt Voorbeelden: 'Ik ben morgen jarig.' , 'Mijn zus en ik schelen twee jaar, maar we zijn precies op dezelfde dag jarig: 30 augustus.' nog niet jarig zijn (problemen krijgen) 'Als je moeder erachter komt dat je gelogen hebt... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/jarig
het is de datum van zijn geboorte vb: Ap is jarig vandaag dan ben je nog niet jarig! [dan ziet het er niet best voor je uit] de jarige Job [degene die zijn verjaardag viert] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/