kaaien werkw. Afbreekpatroon: kaai·en Verbuigingen: kaaide Vervoegingen: gekaaid (volt.deelw.) 1) enz. 2) tweede betekenisomschrijving Voorbeeld: 'Zin met het kaaien in de tweede betekenis erin.' 3) een schip aan de kade leggen, waarbij de ra's in een andere stand gezet worden om ruimte te sparen Voo...
1) Gappen 2) Gappen (volkstaal) 
de ra's stellen (toon de herkomst via de etymologiebank)
[I] de ra's stellen [II] gooien
1> het horizontaal brengen en naar het dek af laten zakken van de spriet. 2> een ra van zijn horizontale stand in de verticale, of omgekeerd, brengen. 3> onverhoeds bewegen van het schip. 4> het op enigerlei verstevigen van een oever of dam, dan wel het aanbrengen van een verstevigde oever of dam.
(Bargoens, 1914) vallen
(1) Een ra langsscheeps brassen en toppen, respectievelijk aan de andere kant van de mast brengen. (2) Een rondhout van een verticale in een horizontale stand brengen, of omgekeerd.
[Bargoens, boeventaal] (zie Kajemen), vallen. Moet ik hem laten kaaien of schiet jij hem aan?