de kampeerder zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: kam·peer·der Verbuigingen: kampeerders (meerv.) Verbuigingen: kampeerdertje (verkleinwoord) iemand die, gewoonlijk tijdens de vakantie, in een tent bivakkeert Voorbeeld: 'Het noodweer heeft de kampeerders zwaar getroffen.' . Synoniemen: trekker 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kampeerder