de kanselier zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: kan·se·lier Verbuigingen: kanseliers (meerv.) Verbuigingen: kanseliertje (verkleinwoord) 1) een verkorte term voor bondskanselier Voorbeeld: 'Toen w:Adolf Hitler - Hitler in 1933 kanselier van Duitsland werd, was dat het begin van het einde van de Duitse democratie' 2) he...
1) Ambt bij een consulaat 2) Ambt bij het consulaat 3) Ambtelijke titel 4) Ambtenaar bij een consulaat 5) Ambtenaar van een kanselarij 6) De eerste minister 7) Eerste minister in Duitsland 8) Eerste minister van vorsten 9) Eerste staatsdienaar 10) Functie 11) Hoofd van een consulaat 12) Hoogste regeringsdienaar van een vorst 1) Ministerpresident 2) Premier 3) Regeringsleider 4) Staatsman 
Let op: Spelling van 1858 het hoofd eener kanselarij, die de geregtelijke stukken uitvaardigt; van daar ook: rijks- of staatskanselier
hoogste ambtenaar (toon de herkomst via de etymologiebank)
hoogwaardigheidsbekleder
(in Duitstalige landen) regeringsleider, minister-president
het hoofd van de Kanselarij der Nederlandse Orden. ...
Te gebruiken voor functionarissen die verschillende bestuurlijke, gerechtelijke of secretariële bezigheden uitoefenen in verschillende contekst, zoals adellijke en koninklijke families, overheden, de rechterlijke macht, kerken en universiteiten