de kassier zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ kɑ'sir ] Afbreekpatroon: kas·sier Verbuigingen: kassiers (meerv.) iemand die de kas beheert ouderwets Voorbeeld: 'Vroeger zat de kassier achter een loket in de hal van de bank.' Synoniemen: penningmeester schatmeester thesaurier 
1) Rendant 2) Thesaurier 3) Betaalmeester 4) Beroep 5) Beheerder van ontvangsten en uitgaven 6) Beheerder 7) Geldbewaarder 8) Penningmeester 9) Rentmeester 10) Ontvanger 11) Iemand die veel met geld omgaat 12) Zakelijk beroep 13) Kashouder 14) Schatmeester 15) Incasseerder 16) Bankemployé 17) Bankbeambte 
kashouder
Kashouder; functionaris die belast is met het innen en uitbetalen van contanten.
kashouder (toon de herkomst via de etymologiebank)
Een kassier of ook wel kassiersbedrijf is een instelling waarbij tegen betaling geld in bewaring kan worden gegeven en die t.b.v. de bewaargever betalingen verricht. Deze functie was vroeger zelfstandig maar is tegenwoordig in het begrip bank geïncorporeerd. De benaming kassier wordt o.a. nog gebruikt in bankbalansen.
Een Kassier is iemand die binnen een stichting, commissie of vereniging de financiën beheert. Ook houdt de Kassier toezicht op de bewaring en registratie van de contante geldmiddelen en waardedocumenten. Hij geeft opdrachten aan Subkassiers en Voorraadbeheerders. De Kassier houdt bij of er winst gemaakt wordt en zorgt ervoor dat het geld op de goe...
kashouder