
contrasteren, afwisselen, aamhoudend andere kleuren aannemen - Voorbeeld: ‘
De zilvergrijze wilgen, keer-kleurend met de tweetonige blaren’ (Glorierijke Licht 361) - Voorbeeld: ‘
Haar zonnige ogen keerkleurden bij elke nieuwe blik’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.