I kennelijk bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈkɛnələk ] Afbreekpatroon: ken·ne·lijk in kennelijke staat (dronken) II kennelijk bijwoord Uitspraak: [ ˈkɛnələk ] Afbreekpatroon: ken·ne·lijk zoals je uit iets kunt afleiden Voorbeeld: 'Hij is niet op zijn werkkamer. Hij is kennelijk al naar huis.' Synoniemen: : blijkbaar, klaarblij... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/kennelijk
je kunt merken dat het echt zo is vb: Bas heeft kennelijk genoeg gegeten Synoniemen: blijkbaar klaarblijkelijk Tegenstellingen: schijnbaar ogenschijnlijk Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=kennelijk
te kennen, onherkenbaar, onderscheidbaar - Voorbeeld: ‘niet meer kennelijk’: onherkenbaar - Voorbeeld: ‘Hij klaagt van 't zeer in de zijde en in de buik: hij is heel bleek - niet meer kennelijk’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php