
de kerkganger zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: kerk·gan·ger Verbuigingen: kerkgangers (meerv.) Verbuigingen: kerkgangertje (verkleinwoord)
een gelovige die zich naar de kerk begeeft om de kerkdienst bij te wonen (mannelijke vorm) Voorbeeld: 'Als organist val je in een kerkdienst gemiddeld genomen wat meer op dan een gemiddelde kerkgange...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/kerkganger

1) Gelovige 2) Iemand die naar de kerk gaat 3) Kerkbezoeker 4) Kerklid 5) Persoon die naar de kerk gaat
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Kerkganger/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.