
lenig, soepel, behendig, vlug, zwierig - Voorbeeld: ‘
Zij zwierde door de schorming heen, achteloos, op haar rijzig, jong slanke lijf en klibberige benen’ - Voorbeeld: ‘
Het (geitje) stond klibberig te springen, schuin weg, vooruit, op zijds’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.