klotsen, schommelen, schokken, trillen en schudden, beven - Voorbeeld: ‘De jonge hengsten hinnikten hun driestheid uit en joegen de asem op en snoven dat hun lippen klutsschudderden over de tanden’ (Zomerland - Geurts III 5) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php