
koek, koeken - Voorbeeld: ‘
Naderhand (...) worden de zaken opgeruimd: sneukelingen, suikergoed, chocolade en koekerij weer in de dozen, pakken en zakken geborgen’ - Voorbeeld: ‘
In de voormiddag het brood, in de namiddag klein gebak voor de winkel: peperbollen, mokken, spekulaas of koekerij’ (Kroniek Gezelle 103)
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0014.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.