I de komiek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ koˈmik ] Afbreekpatroon: ko·miek Verbuigingen: komieken (meerv.) iemand die als beroep of incidenteel grappig doet Voorbeeld: 'Het is vreselijk voor een komiek als de zaal niet lacht.' II komiek bijv.naamw. Uitspraak: [ koˈmik ] Afbreekpatroon: ko·miek grappig Voorbeeld: 'een komiek du... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/komiek