de kruimel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈkrœyməl ] Afbreekpatroon: krui·mel Verbuigingen: kruimels (meerv.) klein afgevallen stukje brood of koek Voorbeeld: 'de kruimels van de tafel vegen' Spreekwoorden en zegswijzen • een kruimel tje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt) Naar de spreekwoorden 4...
1) Afgebroken stukje 2) Afgebroken stukje brood 3) Afval 4) Afval van koek 5) Brijzel 6) Brokkelig korreltje 7) Brokkelig stukje 8) Broodkorreltje 9) Heel klein beetje 10) Heel klein stukje 11) Kiezel 12) Klein afgebroken stukje 13) Klein brokje 14) Klein stukje 15) Klein stukje brood 16) Kleine hoeveelheid 1) Brijzel 2) Grommel 3) Kiezel 4) Korrel 5) Korreltje 6) Morzel 7) Stukje 8) Ziertje 
broodkorreltje (toon de herkomst via de etymologiebank)
korreltje brood of koek etc. vb: na het broodsnijden ligt de tafel vol kruimels
1) klein afgebrokkeld of overgebleven stukje van een eetbare zaak, bv. brood, koek of kaas 2) klein deel, klein stuk van een stoffelijke zaak; klein deeltje; klein stukje; deeltje; stukje 3) kleinigheid; klein beetje; iets
broodkorreltje
broodkorreltje