de krul zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ krʏl ] Verbuigingen: krullen (meerv.) 1) mooi gedraaide pluk haar Voorbeelden: 'blonde krullen hebben' , 'krullenbol' 2) figuur van een sierlijk gedraaide lijn Voorbeeld: 'op school een krul krijgen als je een les goed gemaakt hebt' Synoniemen: haarkrul krullenhaarlok krull...
1) Afschaafsel 2) Afval van hout 3) Bocht 4) Bosje haar 5) Curve 6) Fijne tabak 7) Gebak 8) Gebogen lijn 9) Gedraaide haarlok 10) Golvende lok haar 11) Haarbundel 12) Haardracht 13) Haarkrul 14) Haarlok 15) Houtafval 16) Houtschaafsel 17) Kronkel 18) Krullenhaarlok 19) Krulletje 20) Krulvorm 21) Lok 1) Haarlok 2) Krol 3) Kronkel 4) Krullenhaarlok 5) Krulvorm 6) Kuur 7) Lok 8) Nuk 9) Omhaal 10) Pennentrek 11) Plantenziekte 12) Ring 13) Ringetje 14) Schaafsel 15) Spiraal 16) Straaturinoir 17) Vespasienne 18) Volute 19) Waterplaats 
spiraalvorm, gebogen vorm (toon de herkomst via de etymologiebank)
Zit bovenaan de viool en is alleen maar voor de sier.
lus met een sierlijke draai vb: het varken heeft een krul in zijn staart
omgebogen vorm, bijvoorbeeld van haar
omgebogen vorm, b.v. van haar
1> kort spiraalvormig gebogen stuk staal waarmee men draad geleid. Zie verder bij varkensstaart. 2> gebogen uitstulping van de kop van een houten roer. Zie verder bij helm. OP DE KRUL ZETTEN: bij vissermanroeren het helmhout in zijn omhooggerichte stand zetten. Dit doet men onder andere ook wanneer men het roer zo ver mogelijk dwars draaien.