lanceren werkw. Uitspraak: [ lɑnˈserə(n) ] Afbreekpatroon: lan·ce·ren Vervoegingen: lanceerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gelanceerd (volt.deelw.) 1) (een raket) de lucht in schieten Voorbeeld: 'Het ruimteveer wordt om 10.00 uur plaatselijke tijd gelanceerd.' 2) (iets nieuws) aan het publiek bekendmaken
1) Aankondigen 2) Afschieten 3) Afvuren 4) De lucht inschieten 5) De wereld in sturen 6) In zwang brengen 7) Introduceren 8) Invoeren 9) Ingang doen vinden 10) Lancering 11) Naar voren brengen 12) Opperen 13) Schieten 14) Slingeren 15) Starten 16) Uitbrengen 17) Uitgeven 18) Uitvaardigen 19) Werpen 1) Afschieten 2) Afvuren 3) Opstarten 4) Releasen 5) Slingeren 6) Starten 7) Torpederen 8) Uitbrengen 9) Uitgeven 10) Uitvaardigen 11) Verbreiden 12) Werpen 
Het lanceren van een schip is het vanaf de wal met grote snelheid wegduwen/trekken van het schip, zodat het schip ver van de wal komt. Dit kan handig zijn om dan snel het zeil te kunnen hijsen bij een lagerwal. Het lanceren kan op verschillende manieren: met een landvast/lange lijn op het achterdek de achterkant van de boot voorttrekken, de boot vo...
afschieten, de lucht in laten gaan vb: de raket werd om drie uur gelanceerd
op volle snelheid helpen komen gelanceerd zijn: op volle snelheid fietsen
afvuren
afvuren