linker bijv.naamw. Uitspraak: [ ˈlɪŋkər ] Afbreekpatroon: lin·ker aan de kant waar op een klok het cijfer 9 staat Voorbeelden: 'linkerkant' , 'linkeroever' Antoniem: rechter Synoniemen: links rechter (antoniem) 
1) Niet de rechter 2) Aan de linkerzijde 3) Bijdehands 4) Bedrieger 5) Guit 6) Slink 7) Vent 8) Kerel 9) Verkeerd 
tegenover rechter
[Soldatentaal, 1914] zie hiel.
tegenover rechter (toon de herkomst via de etymologiebank)
wat links zit vb: met mijn linkeroog zie ik niet veel
•aan die zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit.
tegenover rechter