de luiaard zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: lui·aard Verbuigingen: luiaards (meerv.) Verbuigingen: luiaardje (verkleinwoord) 1) werkschuw persoon Voorbeeld: 'Immigranten worden door hem afgeschilderd als dronkenlappen en luiaards.' 2) Zuid-Amerikaans zoogdier . Synoniemen: dagdief luilak luiwammes 5 definities...
1) Aai 2) Ai 3) Ai wat een hongerig dier 4) Baliekluiver 5) Dagdief 6) Flierefluiter 7) Geen hard werker 8) Iemand die afkerig is van werk 9) Iemand die nergens voor deugt 10) Iemand die niet van werken houdt 11) Iemand die voor niets deugt 12) Lampoot 13) Lanterfant 14) Lanterfanter 15) Leegaard 16) Leegloper 1) Ai 2) Baliekluiver 3) Dagdief 4) Doeniet 5) Flierefluiter 6) Lamgat 7) Lammelot 8) Lampoot 9) Lanterfant 10) Lapzwans 11) Ledigganger 12) Leegloper 13) Luierik 14) Luilak 15) Luiwammes 16) Lijntrekker 17) Malenger 18) Malinger 19) Nietsnut 20) Niksnut 21) Oenau 22) Plodde 23) Straatslijper 24) Traagloper 
tandarm zoogdier (toon de herkomst via de etymologiebank)
•'luiaard'; werkschuw persoon •'luiaard'; Zuid-Amerikaans zoogdier (+audio)
[I] lui mens [II] tandarm zoogdier
tandarm zoogdier
Let op: Spelling van 1914 Zie BRADYPUS, CHOLOEPUS en XENARTHRA. [p. 455]