maaien werkw. Uitspraak: [ 'majə(n) ] Afbreekpatroon: maai·en Vervoegingen: maaide (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemaaid (volt.deelw.) (gras) afsnijden met een machine Synoniemen: afsnijden ergernis gemaai oogsten pesterij scheren snoei Spreekwoorden en zegswijzen • wie maaien wil moet zaaien (=je m...
1) Afsnijden 2) Afsnijven 3) Ergernis 4) Gemaai 5) Neerhalen 6) Oogsten 7) Pesterij 8) Rondzwaaien 9) Scheren 10) Schermen 11) Snoei 12) Wegrukken 13) Zichten 14) Zwaaien 1) Afsnijden 2) Boerenarbeid 3) Boerenwerk 4) Ergernis 5) Gewas afsnijden 6) Gewassen van het veld afsnijden 7) Graan afsnijden 8) Gras knippen 9) Gras korten 10) Gras snijden 11) Grasbewerking 12) Handeling op de boerderij 13) Landbewerking 14) Landbouwwerk 15) Met de zeis afsnijden 16) Met een zeis afsnijden 
gewassen afsnijden (toon de herkomst via de etymologiebank)
met een zeis of een machine afsnijden vb: in mei wordt het gras voor de eerste keer gemaaid
afsnijden
afsnijden
Gras is goed voer voor het vee, het graast zomers dan ook in de wei (althans: zo hoort het). Alleen 's winters wil dat niet zo. Daarom zorgt de boer ervoor dat niet alle gras opgegeten wordt. In enkele weilanden mag het gras flink hoog opschieten en daarna wordt het gemaaid. Dat gebeurt met de zeis,...
Maaien is het verwijderen van het bovengrondse deel van een plant, handmatig met een zeis of machinaal met een maaimachine. De plant wordt enkele cm, of zoals bij spinazie vlak boven de grond, afgemaaid.