[Bargoens, boeventaal] slaag, klap, last, onheil. Hij gaf haar een linke makkes in der koone. (Hij gaf haar een klap die raak was in haar aangezicht.) Daar zit makkes voor ’m an. (Daar krijgt hij last mee). Er zijn lieden die niet houden van makkes en peigere (bedorven) visch. [43] Gevonden op https://www.gutenberg.org/cache/epub/28715/pg28715-images.html