de manschap zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: man·schap Verbuigingen: manschappen (meerv.) het man zijn . 1 definitie Gevonden op https://www.woorden.org/woord/manschap
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] onder het leenstelsel, de betrekking tussen leenheer en leenman(nen); manschap doen = de verschuldigde trouw en gehoorzaamheid van leenman aan den leenheer bewijzen. Men sprak ook wel van ‘manschap of leen’ (ao 1561), waarin leen = leengoed is; dus d... Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0017.php
Bij het ontvangen van zijn leen deed de leenman een eed van trouw, waarbij hij zijn handen plaatste in die van de leenheer. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/11639