verbergen
maskeren werkw. Uitspraak: [ mɑs'kerə(n) ] Afbreekpatroon: mas·ke·ren Vervoegingen: maskeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gemaskeerd (volt.deelw.) zorgen dat iets niet opvalt Voorbeeld: 'de tekortkomingen handig weten te maskeren' Synoniemen: bedekken bemantelen hullen inhullen omhullen verbergen verhullen versluieren 
1) Onzichtbaar maken 2) Camoufleren 3) Verhullen 4) Zich vermommen 5) Bemantelen 6) Vermommen 7) Bedekken 8) Versluieren 9) Uitzicht benemen 10) Verbloemen 11) Verbergen 12) Inhullen 13) Omhullen 14) Hullen 15) Aan het oog onttrekken 16) Verdoezelen 17) Het onzichtbaar maken 
ongevoelig maken van een oor voor een signaalgeluid door het te belasten met verstorend geluid
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Maskeren``] Een voornemen, eene stelling, een voorwerp M., is ze verbergen. Men maskeert een' hoofdaanval door eenen schijnaanval; eene batterij door daar voor opgestelde kavallerie of in de versterkingskunst door een' daarvoor liggenden muur of door in de embrasures der borstwering stukken grond te lat...
verbergen
D.m.v. een maskertje van de gebruikte stempel de afdruk afdekken zodat je `perspectief` kunt stempelen.
Toedekken, verbergen. Het gelijkmatig bestrijken van een product, bijvoorbeeld banket of een (huzaren)salade met een laagje crème of andere mayonaiseachtige substanties).
Toedekken, verbergen Meestal gebruikt bij afwerken van taarten met geslagen room of crème
Bedekken van taart of gebak met een dun en strak laagje crème of schuim.
verbergen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Met slagroom of crème bestrijken.
ervoor zorgen dat anderen het niet zien of merken vb: hij maskeerde zijn verdriet door overdreven vrolijk te doen
•de ware aard van iets verhullen. •tweede betekenisomschrijving. •enz.