de meerval zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'mervɑl ] Afbreekpatroon: meer·val Verbuigingen: meervallen (meerv.) grote zoetwatervis met een grote bek 3 definities
1) Beenvis 2) Modderkruiper 3) Onbeschubde roofvis 4) Rivierroofvis 5) Riviervis 6) Roofvis 7) Vinval 8) Vis 9) Visduivel 10) Vissoort 11) Waterdier 12) Weekvinnige 13) Weekvinnige roofvis 14) Weekvinnige vis 15) Wels 16) Wentelaar 17) Zeeaal 18) Zoetwaterroofvis 19) Zoetwatervis 1) Rivierroofvis 2) Siluur 3) Visduivel 4) Wels 5) Wentelaar 
beenvis van de familie der Siluridae (toon de herkomst via de etymologiebank)
vis behorende tot een specifieke vissenfamilie van grote zoetwatervissen met baarddraden en een platte, harde kop; ook: gewone meerval; Europese meerval
beenvis