mistroostig bijv.naamw. Uitspraak: [ mɪs'trostəx ] Afbreekpatroon: mis·troos·tig droevig en somber om te zien Voorbeeld: 'Het is een mistroostig gezicht: er ontbreken dakpannen, de kozijnen zijn rot en sommige ruiten zijn gebroken.' Synoniem: troosteloos Synoniemen: grauw melancholiek mismoedig naargeestig neerslachtig sip somber teneer...
1) Droef 2) Grauw 3) Melancholiek 4) Mismoedig 5) Naargeestig 6) Neerslachtig 7) Sip 8) Somber 9) Terneergeslagen 10) Triest 11) Triestig 12) Troosteloos 13) Verdrietig 14) Vreugdeloos 15) Wanhopig 16) Weemoedig 17) Zwaarmoedig 1) Grauw 2) Mismoedig 3) Naargeestig 4) Neerslachtig 5) Somber 6) Terneergeslagen 7) Terneergeslagen 8) Triest 9) Triestig 10) Troosteloos 11) Verdrietig 12) Vreugdeloos 13) Zwaarmoedig 1) Depressief 2) Melancholiek 3) Wanhopig 
neerslachtig (toon de herkomst via de etymologiebank)
in een zeer sombere stemming vb: Christiaan zat mistroostig voor zich uit te staren Synoniemen: depressief neerslachtig zwaarmoedig moedeloos Tegenstellingen: blij vrolijk verheugd opgewekt opgeruimd
•depressief stemmend, niet op te vrolijken .
neerslachtig