de neef zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ nef ] Verbuigingen: neven (meerv.) 1) zoon van een broer of zus van vader of moeder aangetrouwde neef (echtgenoot van een nicht, geen bloedverwant) 2) zoon van broer of zus Voorbeeld: 'Alle neefjes en nichtjes waren bij oma op bezoek.' Synoniemen: kozijn Zoon van broer of zus Z...
1) Bloedverwant 2) Broederskind 3) Cousin 4) Deel van een familie 5) Familielid 6) Kozijn 7) Mug 8) Neveu 9) Oomskind 10) Oomszoon 11) Oomzegger 12) Verwantschapsnaam 13) Zoon van een oom of tante 14) Zoon van iemands broer of zuster 15) Zoon van oom of tante 16) Zusterling 17) Zusterszoon 1) Broederskind 2) Broederszoon 3) Broerszoon 4) Cousin 5) Germain 6) Kozijn 7) Mug 8) Oomskind 9) Oomszoon 10) Oomzegger 11) Zusterszoon 
zoon van broer of zus; zoon van oom of tante (toon de herkomst via de etymologiebank)
zoon van je oom of tante vb: de zoon van ome Jan is neef Peter
• [familie] een zoon van iemands broer of zus. • [familie] een zoon van iemands schoonbroer of schoonzus. • [familie] een zoon van iemands oom of tante.
[Vergeten woorden] (m. neven) vuist [= IJslands hnefi]
zoon van broer, zus, oom of tante
zoon van broer, zus, oom of tante