neerkijken werkw. Afbreekpatroon: neer·kij·ken Verbuigingen: keek neer Vervoegingen: neergekeken (volt.deelw.) ''neerkijken op'': een lage dunk van iemand hebben Voorbeelden: 'Er is op die mensen altijd neergekeken.' , 'Neerkijken en afgeven op gelovigen, alsmede het opeisen van de openbare ruimte in ruil voor de zondagsrust, zijn standaa...
1) Afblikken 2) Afzien 3) Minachten 4) Naar beneden zien 5) Neerzien 1) Afblikken 2) Minachten 3) Neerzien 
minderwaardig vinden vb: hij kijkt neer op zijn ouders