nijpen werkw. Afbreekpatroon: nij·pen Verbuigingen: neep Vervoegingen: genepen (volt.deelw.) 1) knijpen, samendrukken Voorbeeld: 'Zij was hevig ontsteld toen ze 'per ongeluk' in haar billen werd genepen.' 2) in het nauw brengen Voorbeeld: 'De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen nijpt meer en meer.' . 7 definit...
1) Benauwen 2) Drukken 3) Knellen 4) Knellen van schoenen 5) Knijpen 6) Kwellen 7) Pitsen 8) Smart veroorzaken 9) Verstikken 1) Benauwen 2) Drukken 3) Knellen 4) Knijpen 5) Kwellen 6) Snerpen 
een zachte scheut snoeien door de groeipunt eruit te snijden of met de vingers eruit te knijpen
kwellen, beklemmen; knijpen (toon de herkomst via de etymologiebank)
knellen, kwellen
knellen, kwellen
1> bij de zegenvisserij het, door een onjuiste combinatie van kurken en stenen, te dicht bij elkaar staan van boven- en onderreep. Ook de stroomsterkte van de rivier is hierop van invloed. 2> bij de drijfnetvisserij: het naar elkaar toekomen van de uiteinden van het handnet en het buitennet. [Links: Diverse termen inzake het vistuig .]
(ww) - knijpen