de omelet zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ ɔməˈlɛt ] Afbreekpatroon: ome·let Verbuigingen: omeletten (meerv.) gebakken mengsel van eieren Voorbeeld: 'schuimomelet' Je kunt geen omelet bakken zonder eieren te breken. (waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt) Synoniem: waar gehakt wordt, vallen spaanders Spreekwoorden en zegswijzen ...
1) Struif 2) Eiergebak 3) Eiergerecht 4) Etenswaar 5) Eierkoek 6) Eierpannenkoek 7) Boterhambeleg 8) Eierstruif 9) Broodbeleg 10) Warm gerecht met eiwit 11) Eierstuif 12) Voorgerecht 13) Lunchgerecht 14) Luchtig eiergerecht 15) Gebakken ei 16) Gerecht 17) Gerecht van eieren 
gerecht bereid door in melk geklutste eieren te bakken in een pan, soms met toevoeging van ingrediënten als stukjes spek, paddenstoelen, tomaat e.d.
eiergerecht
eiergerecht (toon de herkomst via de etymologiebank)
Een 'omelet' is een eiergerecht van licht geklutste eieren, eventueel op smaak gemaakt met wat zout en peper, gebakken in boter of olie in een koekenpan. Op 11 augustus 2012 is in Ferreira do Zêzere de grootste omelet ooit gebakken.
eiergerecht
Een omelet is een gebakken ei. [basiswoordenlijst groep 6]