onnozel bijv.naamw. Uitspraak: [ ɔˈnozəl ] Afbreekpatroon: on·no·zel 1) een beetje dommer dan je eigenlijk bent Voorbeeld: 'Doe toch niet zo onnozel, dat weet je best!' 2) als je gemakkelijk iemand vertrouwt en iets gelooft Synoniem: naïef Synoniemen: achterlijk afgestompt breinloos dom flauw geesteloos gek gro...
1) Abderitisch 2) Absurd 3) Achterlijk 4) Afgestompt 5) Argeloos 6) Arm van geest 7) Belachelijk 8) Bête 9) Beetje verstandig 10) Breinloos 11) Daas 12) Dazig 13) Dom 14) Dommig 15) Dwaas 16) Eendachtig 17) Eenvoudig 18) Ezelachtig 19) Flauw 20) Futiel 21) Geesteloos 22) Gek 23) Gebrek aan intelligentie 
na?ef, dom (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) sukkelig, naïef
wie niet goed kan denken en weinig snapt vb: lach niet zo onnozel! Synoniemen: dom stom suf Tegenstelling: knap
•("verouderd") onschuldig •dom, naïef. •niet ernstig. •(van een ding) onbeduidend, onbelangrijk •tweede betekenisomschrijving.
onschuldig; dom
onschuldig, dom