oplopen werkw. Uitspraak: [ ˈɔplopə(n) ] Afbreekpatroon: op·lo·pen Vervoegingen: liep op (verl.tijd enkelv.) 1) hoger worden Vervoegingen: is opgelopen (volt.deelw.) Voorbeelden: 'De kosten zijn flink opgelopen.' , 'oplopende koorts' , 'hoog oplopende ruzie' Synoniem: toenemen De weg loopt hier een beetje op. (de weg gaat hier ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/oplopen
1) Aantellen 2) Aantikken 3) Bestijgen 4) Duurder worden 5) Glooien 6) In aantal toenemen 7) In schuine richting naar boven gaan 8) Incurreren 9) Inhalen 10) Krijgen 11) Meegaan 12) Meelopen 13) Meer worden 14) Omhoog gaan 15) Omhoog lopen 16) Ongevraagd krijgen 17) Opdoen 18) Opschuimen 19) Opzwellen Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Oplopen/1
•"iets ~": lopend naar boven gaan •in getal of hoeveelheid toenemen. •tweede betekenisomschrijving. •enz. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/oplopen
1> een ander vaartuig van achteren naderen. Vroeger sprak men ook van belopen. Het tegengestelde noemt men ontmoeten. Wanneer men het schip daarna passeert, dan spreekt men van voorbijlopen. 2> DE MAST OPLOPEN: de mast met de handen omhoog duwen en zich daarna in de richting van de hiel van de mast verplaatsen om zo de mast overeind te zett... Gevonden op https://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/index.php?woord=oph#oplopen