de oppervlakte zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ˈɔpərvlɑktə ] Afbreekpatroon: op·per·vlak·te Verbuigingen: oppervlakten, oppervlaktes (meerv.) Zie ook: oppervlak Synoniemen: areaal grootte oppervlak uitgebreidheid uitgestrektheid diepte (antoniem) 
1) Uitgebreidheid 2) Uitgestrektheid 3) Grootte in m2 4) Bouw 5) Oppervlak 6) Areaal 7) Wiskundige term 8) Bovenkant van vloeistof 9) Grootte 
Afk.: OPPVTE Def.: afmetingen van een tweedimensionaal gebied
bovenste vlakte, buitenkant
Om de oppervlakte van een vierhoek uit te rekenen moet je de volgende som gebruiken: Lengte x breedte. Voor de oppervlakte van een driehoek: 1-2 x zijde x hoogte. Voor de oppervlakte van een circel: p x r².
bovenvlakte: zie 'opmeten'.
het bovenste of buitenste vlak vb: de dode vis dreef aan de oppervlakte Synoniem: oppervlak
•vlak dat iets naar boven begrenzen
De grootte van een vlak binnen bepaalde grenzen