de organist zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ɔrxaˈnɪst ] Afbreekpatroon: or·ga·nist Verbuigingen: organisten (meerv.) de organist - e zelfst.naamw. Uitspraak: [ ɔrxaˈnɪst - ə ] Afbreekpatroon: or·ga·nist Verbuigingen: organistes (meerv.) iemand die een (kerk)orgel bespeelt 
1) Muzikant 2) Musicus 3) Kerkelijke toetsenist 4) Kerkmuzikant 5) Kerkelijk beroep 6) Vogel 7) Beroep 8) Orgelbespeler 9) Deel van een popgroep 10) Bespeler van een orgel 11) Klavierspeler 12) Orgelspeler 
orgelspeler
Let op: Spelling van 1858 orgelspeler
orgelspeler (toon de herkomst via de etymologiebank)
De organist speelt op professioneel niveau op de orgel. De organist speelt solo (zelfstandig) op het orgel of speelt in een band op het keyboard op het orgel. De organist speelt, afhankelijk van de band waarin hij speelt of hij wanneer hij solo speelt, muzieknummers in verschillende genres. (waaronder bijvoorbeeld popmuziek of klassieke muziek). Oo...
Een 'organist', van het Engelse woord 'organ' voor orgel, ook wel 'orgelist' genoemd, is de bespeler van een orgel. Organisten bespelen hun instrument met handen en voeten.
•musicus die zich toelegt op het bespelen van het orgel.