I over bijwoord Uitspraak: [ ˈovər ] Afbreekpatroon: o·ver 1) van de ene plaats naar de andere Voorbeeld: 'Ze liepen het plein over.' 2) nog niet weg Voorbeelden: 'Hoeveel is er nog over van die zak snoepjes?' , 'Na het bombardement was er niet veel van de binnenstad over.' Synoniemen: : overgebleven, resterend 
1) Aan 2) Aangaande 3) Af 4) Afgedaan 5) Afgelopen 6) Betreffende 7) Beëindigd 8) Boven 9) Bovenlangs 10) Gedaan 11) Gepleegd 12) Gereed 13) Geëindigd 14) In 15) Langs 16) Met 17) Om 18) Omtrent 19) Pleging 20) Resterend 21) Teneinde 22) Trans 23) Uit 24) Ultra 25) Van 26) Via 27) Viering 28) Voltooid 1) Aan de andere zijde 2) Aan gene zijde 3) Aangaande 4) Afgedaan 5) Afgelopen 6) Beëindigd 7) Betreffende 8) Bijwoord 9) Boven 10) Bovenlangs 11) Cricketterm 12) Gedaan 13) Geëindigd 14) Gepleegd 15) Gereed 16) Klaar 17) Langs 18) Met betrekking tot 19) Niet weg 20) Nog voorhanden 21) Opnieuw 22) Overgebleven 
nog een keer vb: ik doe dat werk wel over Synoniemen: alweer nogmaals opnieuw
• [seppart] . • [pronadvpart] •voorbij, gedaan. •nog resterend.
voorzetsel
1.,vz. a)boven (VD A 1) Voorbeeld: ‘Stanse stampte de aardappels; Zalia goot er een klakske melk in en plaatste ze weer over 't vuur’ b)op of langs de oppervlakte van iets Voorbeeld: ‘Moeder liep rond over de vloer’
voorzetsel