de oversteek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'ovərstek ] Afbreekpatroon: over·steek Verbuigingen: oversteken (meerv.) het van de ene kant naar de andere gaan, bijvoorbeeld van een rivier Voorbeelden: 'De snelle stroming maakte de oversteek van de rivier gevaarlijk.' , 'Voor de grote oversteek naar het vasteland moeten ze voor vele dagen w...
1) Afdak 2) Luifel 3) Oversteekplaats 4) Overtocht 5) Punt van waar men naar de overkant gaat 6) Reis over het water 7) Reis over zee 8) Tocht naar de overzijde 9) Voetgangersoversteekplaats 10) Zebrapad 1) Afdak 2) Overtocht 3) Passage 4) Zebrapad 
boottocht of vliegtocht over het water vb: velen hebben de oversteek naar Amerika gemaakt Synoniem: overtocht
1> het traject dat door een pont of veerboot afgelegd wordt. Ook bekend als overtocht en overvaart. 2> een tocht over groot open water. Ook bekend als overtocht en overvaart. Het maken van een oversteek noemde men vroeger overtiegen.