pisang zelfst.naamw. Afbreekpatroon: pi·sang Verbuigingen: pisangs (meerv.) 1) 《em》de pisang (m)《/em》: /:banaan 2) 《em》de pisang (m)《/em》: :vreemd persoon Voorbeeld: 'Dat is maar een rare pisang, hoor.' 3) 《em》de pisang (m)《/em》: :slachtoffer Voorbeeld: 'Zo werd hij de pisang....
1) Bacove 2) Bakbanaan 3) Banaan 4) Banaan (Indonesisch) 5) Banaan (maleis) 6) Bananenlikeur 7) Boomvrucht 8) Pineut 9) Plant 10) Rare kerel 11) Slachtoffer 12) Tropische boom 13) Tropische vrucht 14) Uitheemse vrucht 15) Vrucht 16) Zuidvrucht 1) Bacove 2) Bakbanaan 3) Banaan 
Let op: Spelling van 1858 de paradijs- of Adams-vijgeboom
banaan geslacht Musa (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) banaan 2) iemand die zich vreemd gedraagt of zonderling is
Plassen
banaan
plassen
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] een in N.-I. in velerlei soorten voorkomende meelachtige vrucht, door de Portugeezen banaan genoemd. De banaan schijnt afkomstig te zijn uit Afrika, en met den naam door de Portugeezen naar Brazilië en W.-Indië te zijn overgebracht.
banaan
Term uit de Indische keuken: Banaan