[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] zegel, cachet. In 't friesch voor 
sigillum (zegel). Van Hoogduits 
Petschaft, en dit uit boh. 
pecet (spreek uit 
petsjet). Ten tijde van keizer Karel IV in zwang gekomen voor het (kleinere) handzegel, in onderscheiding van het (grotere) kanselarijzegel....
Gevonden op 
https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0020.php
  Geen exacte overeenkomst gevonden.