pleisteren werkw. Afbreekpatroon: pleis·te·ren Verbuigingen: pleisterde Vervoegingen: gepleisterd (volt.deelw.) 1) iets met kalkspecie of gips bestrijken Voorbeeld: 'De opdracht was om dat binnen 15 minuten te pleisteren.' 2) pleisters leggen op iets Voorbeeld: 'Ik moest de vloer pleisteren.' 3) , een r...
1) Aanbrengen van een laag kalkspecie 2) Aanleggen 3) Bepleisteren 4) Gipsen 5) Kalken 6) Met gips bestrijken 7) Met kalkspecie bestrijken 8) Peisteren 9) Stukadoren 10) Stuken 1) Afsmeren 2) Bestrijken 3) Gipsen 4) Kalken 5) Stuken 6) Stukadoren 
de reis onderbreken (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) bedekken met een laag kalkspecie of gips; bedekken met pleisterkalk 2) de trekroute op een bepaalde plaats onderbreken om te rusten en om voedsel te gebruiken 3) gedurende kortere of langere tijd stilhouden op een bepaalde plaats tijdens een reis 4) gemaakt van gips
• [formeel] een reis onderbreken om te rusten en te eten. •iets met kalkspecie of gips bestrijken. •pleisters leggen op iets. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
[I] de reis onderbreken [II] met kalkspecie bestrijken
de reis onderbreken
In de context van kunst en architectuur het aanbrengen van pleisterkalk - dat hoofdzakelijk bestaat uit kalk, zand en water - op een oppervlak. In de context van architectuur in het algemeen wordt de pleisterkalk met weidse elegante streken aangebracht op muren of plafonds, om te komen tot een dichte, stevige en snel drogende bedekking. In de conte...