polygaam bijv.naamw. Uitspraak: [ poli'xam ] Afbreekpatroon: po·ly·gaam wat te maken heeft met polygamie, dus met het getrouwd zijn met meer dan één partner Voorbeeld: 'polygame samenlevingen' Antoniem: monogaam 4 definities...
1) Gemengdslachtig 2) Met meer dan één vrouw levend 
met meer dan ??n persoon getrouwd (toon de herkomst via de etymologiebank)
1) in polygamie levend; die gelijktijdig meer dan één levenspartner heeft; gewoonlijk gezegd met betrekking tot het gelijktijdige partnerschap van een man met meerdere vrouwen en in specifiekere toepassing op een man in de zin van: die met meer dan één vrouw samenleeft, dan wel, op een vrouw: die samen met andere vrouwen dezelfde man al...
met meer dan één persoon getrouwd
met meer dan één persoon getrouwd
Parend met verscheidene exemplaren van het andere geslacht..