porren werkw. Uitspraak: [ ˈpɔrə(n) ] Afbreekpatroon: por·ren Vervoegingen: porde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepord (volt.deelw.) (iemand) hard duwen met je arm Voorbeeld: 'iemand die ligt te slapen wakker porren' ergens voor te porren zijn (ergens zin in hebben, het leuk vinden) Synoniemen: aanjagen aansporen aanstoten duw...
1) Aanduwen 2) Aanjagen 3) Aansporen 4) Aanstoten 5) Duwen 6) Opjutten 7) Poken 8) Preukelen 9) Rakelen 10) Roefelen 11) Stompen 12) Stoten 13) Wekken 1) Aanjagen 2) Aansporen 3) Aanstoten 4) Aanzetten 5) Duwen 6) Een stoot geven 7) In beweing blijven 8) Koteren 9) Opjutten 10) Opstoken 11) Opwekken 12) Overhalen te slaan 13) Poken 14) Porken 15) Rakelen 16) Roefelen 17) Steken 18) Stompen 19) Stoten 20) Wekken 
aansporen (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Amsterdams) wakker schudden (vroeger iemand die langs de deuren ging om mensen te wekken)
• [inerg] stoten met de hand, een stok of ander langwerpig voorwerp. • [ov] "iemand ~": iemand in alle vroegte wakker maken. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
stoten
1.hard werken, zich hevig inspannen Voorbeeld: ‘De ramp die als een natuurverschijnsel, getijdelijk over de Vlaamse streken neervalt om er al 't gedane werk, al de bekomene uitslagen na jaren porren en wroeten, te vernietigen (...) brak onverwachts los’ 2.wroeten, zoeken, roeren Voorbeeld: ‘Wies porde en tastte in zijn zak achter z...
stoten
Op ponsen gelijkende werktuigen, die worden gebruikt om geponste gaten te openen en ze tegelijkertijd glad te maken en te vormen.