de priel zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: prielen nauwe geul tussen zandbanken 
1) Nauwe doorgang 2) Geul tussen zandbanken 3) Nauwe slenk 4) Vaargeul 5) Vaargeul tussen zandbanken 6) Nauwe doorgang tussen zandbanken 7) Oppervlaktewater 8) Smal water tussen zandbanken 9) Strandgeul 
geul tussen zandbanken, vooral in het waddengebied
Def.: kleine geul in waddengebied.
doorgang tussen zandbanken (toon de herkomst via de etymologiebank)
(landschapszone) De fijnste vertakking van een kreek in een getijdenbekken worden prielen genoemd. Prielen zijn in het Holoceen gevormd. (Weerts & Bazelmans 2011 / Jongmans et al. 2014)
Een priel is een getijdegeul door een waddengebied dat bij laagwater niet droogvalt en voor kleine schepen bevaarbaar blijft. Door een priel komt men in het zeegat.
smalle (bevaarbare) geul op het wad.
Fijnere vertakking van geulen in een waddengebied. Wadden worden doorsneden door een stelsel van prielen, die zijn ontstaan door de schurende werking van afstromend water bij dalend tij. De prielen hebben een verwilderd of meanderend karakter en verleggen voortdurend hun loop. Zie ook geul
Nauwe doortocht tussen zandbanken, met name die in de Waddenzee.
Kleine droogvallende geul op een wadplaat.