Zie ook:
prognosticeer

prognosticeren werkw. Uitspraak: [ prɔxnɔsti'zerə(n) ] Afbreekpatroon: prog·nos·ti·ce·ren Herkomst: «Grieks Vervoegingen: prognosticeerde (verl.tijd ) Vervoegingen: heeft geprognosticeerd (volt.deelw.)
voorspellen algemeen Voorbeelden: 'Module 1: businessplannen en het prognosticeren van de financiële gevolgen' , 'een pr...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/prognosticeren
Let op: Spelling van 1858 Prognostiqueren, prognostiquer, Fr., voorzeggen, voorspellen, b.v. den afloop eener ziekte enz. Prognosticum, Lat., een voorteeken, eene voorbeduiding. Prognostiek, proguostica, Lat., de voorzeggings- of voorspellingskunst. Prognostisch, voorbeduidend, voorspellend, voorzeggend...
Gevonden op
http://www.dbnl.org/tekst/weil004kuns01_01/

voorspellen (toon de herkomst via de etymologiebank)
Gevonden op
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/prognosticeren

op basis van een schatting of raming voorspellen
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/prognosticeren

Het proces om tot een prognose te komen. Deze kan onder andere worden gebaseerd op extrapolatie van het verleden naar de toekomst.
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/11557
Geen exacte overeenkomst gevonden.