haastige bewegingen maken met handen of voeten, krabbelen - Voorbeeld: ‘Hij (= de wind) duwde ze (= de mensen) voort en onwillens moesten ze lopen en rabbelen in de lucht telkens hij hun de muts van 't hoofd sloeg’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0020.php