de randdebiel zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ 'rɑndəbil ] Afbreekpatroon: rand·de·biel Verbuigingen: randdebielen (meerv.) iemand die stom is of stom doet Voorbeeld: 'Hij noemt al zijn leraren randdebielen.' Synoniemen: : stommeling, idioot ... Gevonden op https://woorden.org/woord/randdebiel