[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (resjoeth), n. Hebreeuws =
gebied, terrein, gezags-grens, gezag (van Hebreeuws
jarasj, in bezit nemen)
; vandaar ook,
verlof, toestemming.
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0022.php
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (resjoeth) (Nhebr.): gebied, terrein, gezags-grens, gezag; (van Hebr. jarasj: in bezit nemen); vandaar ook verlof, toestemming
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
Geen exacte overeenkomst gevonden.