reutelen werkw. Uitspraak: [ 'røtələ(n) ] Afbreekpatroon: reu·te·len Vervoegingen: reutelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gereuteld (volt.deelw.) rochelen omdat je slijm in je keel hebt Voorbeeld: 'reutelen als je verkouden bent' Synoniemen: rochelen zaniken 4 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/reutelen
1) moeizaam, rochelend ademen, in doodsnood of net alsof men in doodsnood verkeert 2) zonder ophouden op een vervelende manier over oninteressante dingen praten Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/reutelen