1) Babbelaarster 2) Berisping 3) Blokschaaf 4) Gereedschap 5) Knoeier 6) Pak slaag 7) Reeks snelle trommelslagen 8) Reeks trommelslagen 9) Reeks tromslagen 10) Roffelschaaf 11) Schaaf 12) Schaaf voor grof werk 13) Schaaf voor ruw hout 14) Slaginstrument 15) Slordig werker 16) Snelle reeks slagen op een trom 1) Berisping 2) Knoeier 3) Roefel 4) Schaaf 5) Trommel 6) Trommelslag 7) Uitbrander 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Roffel``] Een sein op de trom, bestaande uit zeer snel op elkander volgende korte slagen. Het dient om de aandacht op te wekken of het vuur te laten ophouden
schaaf (toon de herkomst via de etymologiebank)
[I] schaaf, vroeger ook andere werktuigen [II] tromgeroffel
houten schaaf voor ruw ongeschaafd hout. HOLLE ROFFEL schaaf waarmee de met de dissel uitgekapte mast glad gemaakt wordt.
Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 soort schaaf.