1) Het kleinste van een stel tandwielen 2) Kamrad 3) Klein tandrad 4) Klein tandwiel 5) Klein wieltje 6) Overbrenging 7) Rad van drukpers 8) Tandrad 9) Tandwiel 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Rondsel``] Een klein rad, waarvan de tanden in die van een grooter rad vatten. Het getal tanden mag niet minder dan vijf bedragen
tandrad (toon de herkomst via de etymologiebank)
1> klein tandwiel met een breedte, die vaak meer is dan de diameter. [ Afbeelding ] Ook ronsel of rontsel genoemd. Ronsel is, naar men zegt, een Zaans- en Zuid-Hollands dialect. Rontsel is de middelnederlandse schrijfwijze. Gerelateerde term: schuifrondsel. 2> wiel, ring van de spil in de zegenvisserij. [Links: Diverse termen inzake de visse...
Uit `De lagere vaktalen: De molenaarstaal` 1914 't rad dat op het staakijzer vast zit en door het kamrad in beweging gebracht wordt.
Een rondsel is een tandwiel. Het is een derde tandwiel dat tussen twee tandwielen in zit. Het rondsel zorgt ervoor dat de draairichting van de twee andere tandwielen gelijk blijft.